Ver-woord beginning with A
- Aandacht
-
Ze is even afgeleid, … plots is ze er terug bij. ….. aandachtig. Ze is niet belast met de intenties van een ik, het afzien van voor(onder)stellingen, idealen en het wenselijke, het opschorten van de goede bedoelingen en de verwachting van een voordeel, opbrengst of resultaat. Het gaat haar niet om een niet-iets-willen, een niet-willen-weten-waarom, een niet-willen-oordelen. Maar zoals het Franse attent het uitdrukt, dat ‘aandacht’ betekent, verwijst naar attendre, ze ‘wacht’ : aandachtig-zijn is wachten en wachten is het opschorten van elke oordeel en elke verwachting.
- Aanvaarding.
-
Ze is niet gelaten, ook niet onverschillig. Daarvoor houdt ze teveel van rekenen en van haar leerlingen. Elke klas, elke situatie, elk schooljaar is verschillend, anders. Dat weet ze, en precies daarom is het verleidelijk om elke klas, elke situatie en ja, elke leerling naar haar hand te zetten: leerlingen beoordelen vooraleer ze begonnen zijn, stilte eisen nog voor dat er iets wordt gezegd, iets willen veranderen nog voor de eerste les. Ze weerstaat die verleiding om alles en iedereen te herscheppen naar haar (ideaal)beeld – meestal toch. Die beeldvorming weerstaan vraagt om aanvaarding. Het is een soort overgave die maakt dat ze echt aanwezig is in de klas: dat ze er zelf helemaal bij is, maar evengoed dat haar leerlingen aanwezig kunnen zijn. Het gaat haar hierbij niet om soort gelatenheid, omdat een weerbarstige realiteit - een klas bijvoorbeeld, of een paar moeilijke leerlingen - zich zou blijven verzetten tegen haar plannen en beeldvorming. Eerder gaat het er om dat ze zichzelf zo opstelt dat de realiteit zich kan tonen en openvouwen. Zo wil ze bijvoorbeeld haar leerlingen niet vastpinnen op wat ze al kunnen of nog niet kunnen, op hun achtergrond of voorgeschiedenis. Om er te zijn voor haar leerlingen, en de leerstof centraal te plaatsen, schort ze net haar oordelen over hen op. Niet om ze aan hun lot over te laten, maar precies om haar leerlingen als leerlingen toe te spreken. Aanvaarding begint voor haar met het aanspreken van leerlingen bij hun naam. Achter hun naam gaat niets schuil – geen domme of slimme leerling, geen moeilijke of gemakkelijke leerling. De situatie en haar leerlingen aanvaarden, telkens opnieuw, is voor haar de manier om aanwezig te zijn in de klas, om met toewijding les te kunnen geven. - Aanwezigheid
-
Ze komt haar klaslokaal binnen en ze staat er. Vandaag geeft ze eerst wereldoriëntatie. Ze weet wat het is om voor een klas te staan: daarom gaat ze soms vooraan en soms in het midden van de klas staan. Leerkrachten staan immers zowel voor de klas als in de klas. Soms vindt ze het nodig om bij de leerlingen te gaan staan. Ze ziet bijvoorbeeld dat iemand niet oplet en gaat erbij staan. Of ze volgt vanop afstand een groepswerk en gaat er vervolgens bij staan. De leerlingen voelen dat ze aanwezig is: ze zijn niet alleen in de klas en kunnen niet zomaar doen wat ze willen. Neen, de aanwezigheid van de leraar brengt hen bij de les. Maar er is nog iets anders: de leerkracht voelt zich ook verantwoordelijk voor de aanwezigheid van iets anders: niet alleen de les van vandaag, maar ook wereldoriëntatie als vak in zijn totaliteit. Haar grootse zorg is dat de kaarten en figuren tot leven komen, dat deze tegen de leerlingen beginnen te spreken. Daarom gaat ze ook zó voor de klas staan: op een manier waarbij ze samen met de leerlingen in relatie staat tot iets anders – de kaarten en de figuren in dit geval. Veel van haar aanwezigheid heeft dus ook met zorg te maken: zorg voor een eigen positie, of een eigen aanwezigheid: in de klas en bij de zaak.