Ver-woord beginning with G

verklarende woordenlijst
Klik op een van bovenstaande letters om de lijst te krijgen met termen die beginnen met deze letter.
Geduld

 
Ze is iemand die kan wachten. Na het stellen van een vraag is ze iemand die het kan een lange – ja bijna gênante – stilte te laten vallen. Die stilte … daar doet ze het voor. In die stilte is ze zelf geduldig: ze wacht. En in die stilte is de leerling aan het werk: hij denkt na over de gestelde vraag, hoopt dat de leerkracht zelf wel het antwoord zal suggereren, verlangt naar een ingefluisterd antwoord van diegene die naast hem zit, hoopt tenslotte stiekem dat wat hij denkt en zegt het juiste antwoord is. Het antwoord blijkt niet juist te zijn; dat was wel duidelijk aan de manier waarop ze reageerde: niet tevreden maar toch niet boos. En dan die nieuwe vraag: weer zoeken naar het juiste antwoord, weer zoeken naar de focus die ze voor ogen blijkt te hebben. Wat opvalt, is dat ze niet toegeeft: het antwoord wordt op geen enkele manier voorgekauwd. Het is de leerling zelf die ze wil laten nadenken en die ze zélf de ontdekking wil laten doen. Dat vraagt van haar heel wat geduld. Zo verdraagt ze de antwoorden die ze krijgt, het niveau waarmee ze moet werken, de spanningen waarmee ze wordt geconfronteerd. Tegelijk is dulden volharden: ze houdt vol omdat ze zich gedreven voelt door wat in het midden ligt en vraagt om begrepen, gezien en gehanteerd te worden. Daarom houdt ze het vol. Daarom is ze geduldig. Soms verliest ze haar geduld en vliegt ze uit. Het werd haar even te veel. Maar ook hiermee gaat ze geduldig om: ook dat kan gebeuren.

Geestigheid

 
Hij begrijpt de kunst van het amusante en de leerlingen genieten ervan. Vreemd, want op het eerste zicht ziet hij er een ietwat strenge leerkracht uit. Maar wanneer hij opgaat in zijn les, kan hij op dat ene moment net even de grens raken van het absurde. Dan zie je hem van die bewegingen maken met zijn handen en zijn benen, je zou hem even voor zot verklaren. Niet dat hij een clown zou zijn in de klas, verre van, maar hij weet precies welke woorden, welke bewegingen hij moet inzetten om een stroom van opluchting te creëren wanneer de sfeer gespannen is. Op dat moment keert de klassfeer zodanig dat een moeilijke opdracht net dat ietsje meer luchtigheid krijgt en de leerlingen prikkelt. Het zijn die enkele woorden en die paar gebaren die de sfeer in de klas doen veranderen en een stroom van geestigheid binnenbrengen. Niet dat de leerlingen afgeleid worden, integendeel. Het gaat om een geestigheid die de geesten prikkelt en de leerlingen weer verder doet werken. Hij is geen clown, hij vindt zichzelf ook niet grappig … hij verstaat enkel de kunst van op het juiste moment de juiste woorden uit te spreken die de leerlingen nog meer bij de les houden.

Gelijkheid

 
Natuurlijk is iedereen gelijk’, denkt ze voor ze de klas ingaat. Immers, iedereen heeft het in zich om te spelen, te schrijven, te denken, te tekenen, te lopen of te musiceren. Gelijkheid is niet iets waarnaar ze moet streven, neen, dat is iets waarvan ze vertrekt: een onvoorwaardelijke aanname, een assumptie – ‘ik weet dat jij het kan, toon het mij maar’. Trouwens, dat heeft ze nooit echt begrepen, die aandacht die ze als leerkracht steeds weer zou moeten hebben voor alle verschillen in de klas. Nog voor het schooljaar begint, krijgt ze de dossiers al in handen met de namen van alle leerlingen die om een gedifferentieerde aanpak vragen. Iets in haar wil daar niet van weten. 2 + 2 is toch 4 voor iedereen? Of is ze nu zo naïef? Alleszins, ze begint aan haar lesvoorbereidingen door te veronderstellen dat iedereen gelijk is en in staat om te kunnen – kunnen spelen, kunnen schrijven, kunnen denken, kunnen tekenen, kunnen lopen, kunnen musiceren. Ze weigert er van uit te gaan dat leerlingen iets niet zouden kunnen begrijpen. Ze weigert vaak iets uit te leggen en vraagt in plaats daarvan aandacht voor wat er staat, voor wat er te zien is en voor wat er te vergelijken valt. Ze streeft naar gelijkheid in de klas om iedereen aan te spreken op het verlangen naar het weten en het kunnen, op de wil om het of iets te zien en de wil om zich met iets in te laten. Want als ze daar niet steeds opnieuw van uitgaat in haar klas – hoe moeilijk dat vaak ook is – en zich moet neerleggen bij het niet (mee) kunnen en willen van de leerling, dan kan ze er maar net zo goed mee ophouden.

Generositeit

Ook al weet ze dat ze zo efficiënt mogelijk moet zijn en zich aan de planning moet houden, toch vergeet ze het telkens opnieuw wanneer ze voor de klas staat. Hoewel ze geen tijd heeft, vindt ze dat ze toch moet ingaan op alle vragen. Ze kan het niet laten. Er wordt haar gezegd dat ze in bepaalde leerlingen niet teveel energie moet steken, ‘dat is verloren tijd’, zo hoort ze. Ze zou beter haar kostbare tijd besteden aan die leerlingen waar wel iets mee te bereiken valt. Bovendien, zo zegt men, zijn er vandaag nu eenmaal zo veel verschillende taken waarmee een leerkracht geconfronteerd wordt, dat ze als professional haar tijd en haar inspanningen zo efficiënt en effectief mogelijk moet inzetten. Maar zo gaat het niet, ze ervaart haar tijd niet als een goed dat ze berekend moet verdelen en ze ervaart haar inspanningen niet als investeringen die moeten lonen. Om eerlijk te zijn, ze verliest de tijd vaak simpelweg uit het oog en vergeet zich af te vragen of het wel de moeite loont. Ze gaat telkens opnieuw in de concrete situatie op en stelt zich na de bel nooit de vraag of ze teveel doet, maar eerder wat ze nog allemaal had kunnen doen. Precies omdat ze haar inspanning niet berekent en niet aan de tijd denkt, heeft ze immers (nog) altijd tijd.

Gezag

 
De les lukt. Ze heeft iets te zeggen. Niet gewoon omdat de leerlingen haar laten spreken en de oefening plichtsgetrouw maken. Ze luisteren echt wel naar wat ze te zeggen heeft. Niet omdat het voor de leerlingen nu eenmaal zo hoort, niet afgedwongen, geen gevolg van haar machtspositie of overredingskracht. Ze luisteren naar wat ze te zeggen heeft omdat ze iets te zeggen heeft. Haar leerlingen zijn geïnteresseerd in breuken – want daar gaat de les over. Op dat moment brengt ze een wereld tot leven die de leerlingen aanspreekt en die interesse opwekt. Ze slaagt erin voor hen een nieuwe wereld te ontsluiten, iets dat er toe doet, dat van belang en waardevol is. Dat ze gezag heeft, komt dus niet zozeer omdat zij de wereld van getallen kent en haar leerlingen (nog) niet. Ze weet dat ze aan haar expertise alleen geen gezag kan ontlenen. Ze heeft iets te zeggen, ze heeft gezag op het moment dat leerlingen geïnteresseerd geraken in datgene waarin zij zelf geïnteresseerd is en omdat ze die interesse zélf toont. Op dat moment maakt ze zélf iets uit die wereld tastbaar en slaagt ze erin de getallenwereld te laten spreken tot de leerlingen. Ze voelt dat wanneer die interesse er niet is, wanneer er geen wereld voor haar leerlingen opengaat en het bijgevolg enkel gaat om haar weten tegenover het (nog) niet-weten van haar leerlingen, ze alleen nog maar orde kan bewaren door haar toevlucht te zoeken tot belonen en straffen. 

Goed

 
Over de leraar wiskunde die bijna de pensioenleeftijd heeft bereikt, doen vele verhalen de ronde. Sommigen zeggen dat hij een verstokt vrijgezel is en zich niet met vrouwen inlaat, anderen beweren dat hij van tijd tot tijd vertoeft in het gezelschap van mooie vrouwen. We weten niet wat we moeten geloven, en eerlijk gezegd, niemand op school is er echt mee bezig. Want hij is geliefd door zijn leerlingen, ze dragen hem op handen. Soms kan je je werkelijk afvragen waarom: hij is erg veeleisend en beantwoordt helemaal niet aan het beeld van de toffe leraar. Om eerlijk te zijn, hij kijkt zelfs nors en somber en is arrogant gekleed. De meeste leraren kennen hem niet (en hij hen niet). Hij is zo iemand die steeds op dezelfde stoel zit, maar het vaakst te vinden is in zijn eigen klaslokaal – gelukkig voor hem dat hij dat heeft. Tussen de pauzes loopt hij rond op school – meer kan je eigenlijk niet over hem zeggen – want sociaal is hij niet, eerder verlegen. Als het vergadering is, komt hij goed voorbereid aan, volgt aandachtig de discussies, brengt in wat hij te zeggen heeft en zal een verdedigingsrede uitspreken als één van zijn leerlingen niet goed wordt behandeld. Aardig is hij wel, maar altijd met een zekere terughoudendheid. Voor een babbel is hij zelden te vinden, maar zijn klassen kent hij door en door en daar kan je hem op aanspreken. Naar zijn leerlingen toe is niets hem teveel, zelfs dat uurtje langer nablijven om die ene jongen vooruit te helpen, is voor hem een soort plicht die bij zijn leerkracht-zijn hoort. Het is een eigenzinnig en koppig man. En kwaad dat hij zich van tijd tot tijd kan maken! Zeker als hij bij de directeur in zijn bureau zit, die gesprekken kunnen hoog oplopen. In geen enkel geval is hij te overhalen om zijn medewerking te verlenen aan zaken die volgens hem de aandacht van het lesgeven en het schoolse afleiden en – zo hoor je hem dan grommelen – slechts de belangen van enkelen dienen. Dat hij daardoor minder geliefd is bij zijn collega’s, lijkt hem niet te deren. Zijn leerlingen krijgen wiskunde, dat is wat er toe doet, daarin moet hij goed zijn … daar ligt zijn hart.